'Melaats! Melaats!' roept een man. Hij heeft plekken, een soort zweren, op zijn gezicht en armen. Verband zit rond zijn hoofd en polsen. Hij is ziek, hij is melaats. Dat is een heel erge ziekte, de zweren doen zeer, het jeukt heel erg, sommige melaatsen kunnen hun handen of voeten niet goed meer gebruiken en er zijn geen medicijnen voor. Maar weet je wat het allerergste is. Het is besmettelijk. Als een melaatse een ander aanraakt dan krijgt de ander het ook! Daarom reageren alle mensen zo verschrikt, 'oh nee een melaatse' en gaan ze aan de kant als hij langs loopt. 'Melaats, melaats!' Melaatse mensen mogen niet meer thuis wonen omdat het zo besmettelijk is. Als een moeder melaats is dan kunnen haar kinderen het ook krijgen, ze kan niet bij hen blijven wonen. Daarom wonen ze in een hutje buiten de stad. Wat een vreselijke ziekte he?!
De Here Jezus is op weg samen met zijn discipelen. O kijk, roept er één 'daar komt een groep melaatsen aan.' Wel 10. Ze roepen naar de Here Jezus. "Here Jezus heb medelijden met ons!' Want ze hebben gehoord dat de Here Jezus mensen beter kan maken, nou dat willen ze ook heel graag. De Here Jezus blijft staan en kijkt ze aan en zegt: 'ga naar de priester toe.' Dat is apart. Hij zegt niet: 'wordt beter'. Melaatsen die beter geworden zijn moeten altijd eerst langs de priester, hij controleert of alle zieke plekken weg zijn. En als de priester dan zegt 'Ja, jij bent weer beter'. Dan mogen ze naar huis!
De 10 melaatsen gaan op weg naar de priester, de Here Jezus heeft de opdracht gegeven, ze doen wat Hij zegt. Halverwege kijken ze verbaasd naar hun handen en armen. Wat is dat? De zweren zijn weg! De Here Jezus heeft hen beter gemaakt! En ja hoor, de priester zegt het ook. Ze mogen naar huis, wat zijn ze blij!
Eén van de melaatsen is heel erg blij, hij danst en springt en roept het uit: Dank u Here God! Dat U mij beter hebt gemaakt! Hij denkt aan de Here Jezus. De Here Jezus heeft hem beter gemaakt. En weet je wat Hij doet? Hij gaat snel naar Hem toe, want Hij wil Hem graag bedanken!
Als hij bij de Here Jezus komt, valt hij op zijn knieën en zegt: "Dank u Here Jezus dat u mij beter hebt gemaakt!' De Here Jezus is blij dat de man terug is gekomen. Maar Hij is ook een beetje verdrietig. Weten jullie waarom? Juist, kijk maar naar de plaat! Waar zijn de negen anderen? Zouden ze vergeten zijn dat de Here Jezus hen beter gemaakt heeft? Hebben zij geen reden om te danken? De negen anderen denken helemaal niet meer aan de Here Jezus. Ze denken alleen aan zichzelf. Weet je, de Here Jezus vindt het fijn als je naar Hem toe gaat en Hem bedankt voor wat Hij gedaan heeft voor jou! Hij vindt het fijn als je dat tegen Hem zegt. Wat heeft de Here Jezus voor jou gedaan? Waar kan jij Hem voor danken?
Geestelijke les:
Dank de Here Jezus voor wat Hij allemaal voor jou gedaan heeft!
Praktische toepassing:
Danken is bidden. Je kunt gewoon vertellen aan de Here Jezus waar je dankbaar voor bent. 'Dank U wel dat U...'
Liedjes:
'Hoor de vogels zingen weer, wat doe jij, wat doe jij? Samen danken zij de Heer. Wat doe jij?'
"Onze God zij gedankt voor zijn liefde zo groot, voor de levende hoop die Hij gaf. En voor Jezus zijn zoon, die de dood overwon en ons sterkt met geweldige kracht!"
De bijbeltekst:
Dit is een bijzondere tekst, er staat: "Dankt te allen tijde, voor alles!" (Efeze 5:20). Het betekent dat je altijd moet danken, zo vaak als je kunt. En voor alles, nou dat is best moeilijk voor alles danken. Op de club beginnen we dan ook om te danken voor de dingen waar we blij van werden en voor de momenten dat de Here Jezus ons geholpen heeft. En dat is al heel veel!
De verwerking:
Een werkje met 10 vingerpoppetjes, de 10 melaatsen. De poppetjes hebben een verdrietige kant, en een blije. Je kunt het verhaal na laten spelen door de kinderen. Verdrietige poppetjes toen ze nog melaats waren, blije poppetjes omdat Jezus hen beter gemaakt heeft. 10 melaatsen zijn verdrietig, 10 melaatsen zijn blij, en maar één komt terug bij de Here Jezus.
10 melaatse mannen...
en... maar één kwam terug om de Here Jezus te bedanken! Ben jij net als die ene?